vrijdag 2 november 2012

Amerikaanse media pakken niet door inzake Benghazi-schandaal

.
Een cartoon van Michael Ramirez.

Op 11 september van dit jaar vond een terroristische aanslag plaats op het Amerikaanse consulaat in Benghazi (Libië). Daarbij kwamen vier Amerikanen om het leven, waaronder ambassadeur Chris Stevens. In de weken voor de aanslag had de diplomatieke vertegenwoordiging in Libië meerdere keren om meer beveiliging gevraagd, maar die verzoeken werden steeds afgewezen. Ook tijdens de — uren durende — aanval, vroeg ambassadeur Stevens om hulp, maar het Witte Huis gaf nul op het rekest. Bovendien vroegen aanwezige CIA-agenten om militaire hulp, maar ook hun verzoeken werden afgewezen

Het Witte Huis wist binnen twee uur dat het een geplande terroristische aanval was, maar beweerde twee weken lang dat het om een — uit de hand gelopen — protest tegen de anti-islam-film Innocence of Muslims ging (terwijl er geeneens een protest had plaatsgevonden). President Barack Obama veroordeelde de film zelfs uitdrukkelijk tijdens een zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Dat is zeer opmerkelijk voor een staatshoofd van een land waar de vrijheid van meningsuiting grondwettelijk wordt beschermd

Toen de stoffelijke resten van de vier slachtoffers in de Verenigde Staten aankwamen, waren Obama en zijn minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton daarbij aanwezig. Laatstgenoemde maakte een bizarre opmerking, toen zij met de vader van een van de slachtoffers sprak. "Wij gaan deze persoon laten arresteren en vervolgen", zei Clinton over Nakoula Basseley Nakoula, de maker van Innocence of Muslims. Alsof niet islamitische terroristen, maar de filmmaker de aanslag op het consulaat had gepleegd! Bovendien wist Clinton toen al dat er geen verband was tussen de anti-islam-film en de aanslag in Benghazi. 

Begin oktober begonnen de gevestigde media — die ook in de Verenigde Staten links zijn — kritisch te berichten over het Benghazi-schandaal. Die kritische berichtgeving is echter grotendeels weggeëbd, nu de presidentsverkiezingen voor de deur staan. Als Obama desondanks een kritische vraag krijgt gesteld (door een journalist van een lokale zender), weigert hij twee maal die vraag te beantwoorden. Hij wil het Benghazi-schandaal namelijk over de verkiezingen tillen, als ook de dubieuze hechtenis van Nakoula Basseley Nakoula aan bod komt. 

Ook in Nederland komt het Benghazi-schandaal nauwelijks aan bod, terwijl het steeds meer op een tweede Watergate gaat lijken. De meeste journalisten in ons land zijn echter links en lopen nog steeds weg met Obama. Ook het "politiek-incorrecte" GeenStijl gaat mee in de kritiekloze Obama-verering. Pas vandaag besteedt GeenStijl voor het eerst serieus aandacht aan Benghazi-gate, omdat toevallig de Nederlandse journalist Harald Doornbos een scoop heeft. Die scoop deelt Doornbos overigens met Jenan Moussa, verslaggever van een TV-zender in Dubai. Hieronder vindt u haar TV-reportage, die door MEMRI in het Engels werd vertaald. 


Zie ook: